De Historie van de Molen
Eerste benoeming
De geschiedenis van de standerdmolen is nauw verbonden met de Engelandse watermolen (1344) op de grens van Berlicum en Rosmalen. In 1377 worden zowel de watermolen als de windmolen (“Creijtenmoolen”) voor het eerst genoemd. Eigenaar Rutger Cort verpacht de molen aan molenaar Andries van Kijlsdonc.
1e verplaatsing
In 1563 wordt de “Wintercorenmoelen”, op verzoek van eigenaar Wijnant van den Wijngarde, verplaatst omdat de wind te veel werd belemmerd door huizen en bomen, maar het is een geringe verplaatsing want in 1574 pacht de zoon van Adriaans Jan van Lith de windmolen met toebehoren (rosmolen, woonhuis, hof en erven, weiland) bij het Convent, “aan de sijde van der brugge daer de engelandse watermolen placht te staen”. De watermolen is dan al vervangen voor een rosmolen.
s’Lants moolen tot Rosmaelen
In september 1628 wordt de molen gekocht door het Convent ‘Marienkroon’ op het Landgoed Coudewater. Binnen een jaar, bij de val van ‘s-Hertogenbosch (1629), komen alle geestelijke goederen en – eigendommen (dus ook de molen) in staatshanden en wordt het een “domeinmolen”. Het beheer wordt gedaan aan een rentmeester. De molen wordt “s’Lants moolen tot Rosmaelen” genoemd.
Nieuwe pachter
De molen wordt in 1657 publiek verkocht maar de nieuwe eigenaar blijft wel belastingplichtig (“impost op het gemaal”) aan de Staat. De helft van de opbrengst is voor het convent, de andere helft gaat naar de Staat. De molen is dan geen ‘domeinmolen’ meer. De nieuwe pachter is Reijnier Reijner(t)s.
Banmolen
In 1682 wordt de molen voor de inwoners van Rosmalen een “banmolen”en moet men het graan voortaan verplicht op deze molen laten malen op straffe van een flinke boete.
Uitbreiding
Op verzoek van Eijngelken Drossaerts aan de rentmeester wordt in 1687 een tweede koppel molenstenen in de achtermolen (op de meelzolder) geplaatst.
Schade’s aan de molen
In 1688 brandt de molen af maar wordt een jaar later weer opgebouwd. In 1719 loopt hij flinke stormschade op. Gebroken roeden, een beschadigde borst en dak zijn het resultaat. De rentmeester laat de molen herstellen zodat deze verpacht kan worden aan molenaar Peter van Heeswijk. Vier later (1723) wordt hij opgevolgd door molenaar/pachter Reijnier Scheij, zoon van de molenaar Nicolaas Scheij, van de watermolen Ter Steen in Berlicum.
2e verplaatsing
Weer vier jaar later (1727) wordt de molen verpacht aan Joh. Porters, zoon van de Osse molenaar Aart Porters. Bij de afloop van diens pacht (1732) wordt de molen verplaatst naar een natuurlijke verhoging gelegen tussen de openbare straat en “het goed van Tielkinus Pouwels op de plaets die “Hynen’ (Heinis) wordt genoemd”.
Dit is de huidige locatie volgens oude kaarten.
Molen waait om
Op 20 december 1740 waait de molen om door een storm en is hij zeer ernstig beschadigd. Zelfs de poeren moeten opnieuw worden opgemetseld. Sporen op diverse molenonderdelen tonen aan dat de molen wordt hersteld met onderdelen uit oude/andere molens. In 1742 is de molen weer maalvaardig en kan molenaar Dirk Teulings – uit Boxtel – met de molen werken.
1e en 2e generatie fam. van Lith
In 1749 gaat de pacht naar molenaar Jan van Lith. Hij koopt in de jaren daarna vele stukken grond en in 1755 ook de molen. Op deze manier komt de domeinmolen weer in particuliere handen en zullen vervolgens generaties Van Lith de molen gebruiken voor ‘boer, bakker en burger’. Hij overlijdt in 1787 en zijn zoon, Dirk van Lith, volgt zijn vader op. Dirk vergroot zijn bezit door ook het molenhuis, weilanden en akkerlanden te verwerven. Hij maakt van de ‘open’ standerdmolen een ‘gesloten’ standerdmolen door de onderbouw te voorzien van een dak en muren met twee deuren.
3e en 4e generatie fam. van Lith
Dirks’ zoon, Jan van Lith, neemt in 1815 de molen over maar hij start in 1832/1833 ook een bakkerij. Na zijn overlijden (1869) valt zijn nalatenschap in vele delen uiteen aan de weduwe en de kinderen uit zijn 1e en 2e huwelijk. De molen gaat naar Bart (het 4e kind uit Jan’s tweede huwelijk). Hij voorziet de molen van nieuwe borstroeden en een nieuwe askop. Tegenover de molen bouwt hij een maalderij met stoommachine als energiebron om niet meer afhankelijk te hoeven zijn van de wind. Bart overlijdt in 1907.
5e generatie fam. van Lith
Barts’ zoon, Jan van Lith, neemt dan de molen over en vervangt in 1916 de stoommachine voor een zuiggasmotor. In 1923 wordt de molen ernstig beschadigd door een blikseminslag. Daarom vervangt hij de (1925) de houten borstroeden voor geklonken ijzeren roeden van de Fa. Fransen. Hij bouwt dan ook een pakhuis tegen de maalderij. Hij overlijdt in 1943. Kort na het overlijden breekt de binnenroede.
6e generatie fam. van Lith
Zijn opvolger, zoon Albert (18 jaar), weet de molen te herstellen met een tweedehands buitenroede die hij kon kopen van de fa. Fransen. Na de oorlog plaatst Albert in 1947 een elektrische maalstoel in het pakhuis. Hij overlijdt in 1948.
Voortzetting molenbedrijf
Zwager Gerrit Peters, molenaarsknecht in Geffen, schiet te hulp en zet het molenbedrijf voort, maar de onderhoudstoestand is erg slecht. Weduwe Van Lith – Hermes wil de molen slopen en de onderdelen verkopen. Maar een Monumentswet (1948) verhinderd dat. Restaureren van de molen kost echter veel geld en het molenbedrijf kan ook met de maalderij worden voortgezet. Daarom willen zij de molen liever (aan de gemeente) verkopen.
Aankoop molen door de Gemeente
Dan begint er een periode van bijna 10 jaar corresponderen, vergaderen en rapporteren. Uiteindelijk koopt de gemeente de molen op 14 juni 1957 en heeft daarmee onderhoudsplicht.
Molen is een monument
Opnieuw is de molen eigendom van de overheid, het is nu echter geen domeinmolen meer maar een monument. De molen heeft ook geen pachters, maar vrijwillige molenaars als beheerder/gebruiker van dit monument. Gerrit Peters is van 1958 – 1976 de eerste beheerder. Diverse grote restauraties (1967; 1984; 1996 en 2006) hebben ervoor gezorgd dat de molen nog steeds in goede staat is.
Naam van de molen
De molen heeft nooit, zoals bij vele molens, een naam gehad, maar “heet” gewoon: Standerdmolen Rosmalen.